Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 (Wmz 1996) (1 gevonden)

Dutch Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 (Wmz 1996)

Hier komen binnenkort vertalingen van deze zoekterm...

rechtswetenschap (rechtsgeschiedenis) - vervallen per 1 november 2006. Wet van 29 november 1996 waarin de zeggenschap van (grote) aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen en hun meldingsplicht is geregeld. Daarin is o.a. bestuurlijke boete opgenomen voor diegenen die geen of onjuiste melding doen.


hierarchische verhouding hoger Wet vrijwillige zetelverplaatsing derde landen (Wvzvdl)

Artikel 2 WMZ:

1. Een ieder die de beschikking krijgt of verliest over aandelen in het kapitaal van een vennootschap waardoor, naar hij weet of behoort te weten, het percentage van de aandelen waarover hij beschikt in een andere bandbreedte valt dan het percentage waarover hij onmiddellijk voordien beschikte, meldt dat onverwijld aan de vennootschap en aan Onze Minister.
2. Een ieder die de beschikking krijgt of verliest over stemmen die op het geplaatste kapitaal van een vennootschap kunnen worden uitgebracht waardoor, naar hij weet of behoort te weten, het percentage van de stemmen waarover hij beschikt in een andere bandbreedte valt dan het percentage waarover hij onmiddellijk voordien beschikte, meldt dat onverwijld aan de vennootschap en aan Onze Minister.


Artikel 13b WMZ:

1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste en tweede lid, 2a, 3, eerste lid, 6, eerste lid, 6a, 6b, 8, eerste lid, tweede volzin, derde en vierde lid, en 14, tweede lid.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat. Voor zover Onze Minister met toepassing van artikel 11, eerste lid, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete overdraagt aan een rechtspersoon, komt de boete toe aan die rechtspersoon.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.





Deel deze pagina met: